De antropoloog en historicus Siebe Rossél vertelt in de Doopsgezinde Kerk te Borne de betekenis die de industriële revolutie heeft gehad voor de textielindustrie in het algemeen en in het bijzonder in Twente. De lezing is georganiseerd door het Bussemakerhuis.
Textiel door de eeuwen heen
Liesbeth Hassink, directeur Bussemakerhuis verwelkomt de bijna 50 aanwezigen. Ze is blij dat de noabers van de Ennekerdijk de Doopsgezinde Kerk beschikbaar hebben gesteld voor deze lezing. Ze geeft dan het woord aan Siebe Rossél. Rossél is een bekende van het Bussemakerhuis want hij heeft geholpen bij het inrichten van de Spanjaardtentoonstelling 2016 in het Bussemakerhuis. Hij was tevens conservator bij museum Jannink en de Twentse Welle in Enschede. Een deskundige wat de textiel betreft.
Twentse landschap en de eerste wevers
Het Twentse landschap was na eeuwen van karige bemesting een kaal landschap met zandgrond als bodem. Landbouw op deze gronden is moeilijk en levert net genoeg op om in leven te blijven. Via alleen overerving bij de oudste zoon, die pas mocht huwen als zijn ouders overleden waren, bleef een boerderij wel intact. De overige gezinsleden leefden ook van diezelfde boerderij en zij leverden op een gegeven ogenblik via huisweverij een bijdrage aan het familie inkomen. Trouwen deden ze niet, konden ze niet. Textiel bleek een reddinglijn, vlas groeide wel goed op de zandgrond.
Siebe Rossél legt dan uit hoe van het gewas vlas uiteindelijk een draad kan worden gesponnen. Dan begon het weefwerk. In veel boerderijen werd een hokje gemaakt waar op een weefgetouw het zelfgesponnen vlas tot doeken werd geweven, een zwaar werk. De arbeidsomstandigheden waren moeilijk: weinig licht en een vochtige omgeving want anders knapte de gesponnen draad te snel. Niet alle doeken waren voor eigen gebruik bestemd en werd verkocht. De vervaardigde textiel werd opgehaald en vervoerd door `linnenreiders`. Ook dat was zwaar werk, want Twente kende alleen smalle, ondiepe vaarten en beekjes. Met een zomp, vaak getrokken, werd het linnen in kisten via Almelo naar Zwolle vervoerd. Van daaruit vond het een weg naar diverse afzetgebieden. Vanaf 1650 werd het linnen al naar het Oosten, Azië, Indonesië, vervoerd.
Katoen
Katoen is in opkomst, goedkoper dan linnen maar heeft veel kortere vezels. Katoenplantages in Amerika hadden arbeidskrachten nodig en de slavenhandel bloeit op. Door de grootschalige industrie van sterke handelsnaties in Europa en Amerika wordt de bloeiende textielindustrie van Azië overrompeld. (op de foto de enige foto van de slavenhandel, volgen SR)
Industriële revolutie
Gedurende de Napoleontische tijd is Engeland buiten de invloedsfeer van Frankrijk gebleven. In Twente was nog steeds een grote voorraad vlas en via omwegen lukte het de nieuwste machines die het handwerk vervingen, te introduceren in Twente. `Spinning Jenny` nam in eerste instantie het werk over van zeker 10 tot 15 handspinsters. Een hele verbetering want een wever kon sneller een stuk doek weven dan een spinster garen kon leveren. Na de Napoleontische tijd introduceerde koning Willem I de Nederlandse Handels Maatschappij. Wegen en vaarten werden gebouwd, industriële industrie werd bevorderd. Handel was het parool.
In Borne kwam uit Duitsland een marskramer Salomon Spanjaard. Hij zag al snel de potentie van de nieuwe industrie en hij begon in 1825 een weeffabriekje. De Twentse textielindustrie wordt planmatig. Tien fabrikeurs gaan samenwerken en Spinning Jenny wordt op stoom gezet, Mill Jenny. Steeds uitgebreider worden de machines en uiteindelijk staat in Enschede `De Stoom`, (foto rechts) een vijf verdiepingen hoog gebouw waarin van boven naar beneden de ruwe katoen verandert in een gesponnen draad. Arbeidsomstandigheden waren nog niet zo belangrijk, het was zwaar werk en niet altijd zonder risico’s.
Thomas Ainsworth
Hij ontwikkelt het snelweven: De schietspoel hoeft niet meer met de hand door het getouw worden gestuurd, maar met een simpel trekken aan een touw wordt de spoel sneller heen en weer geschoten. In latere ontwikkelingen komt er een magazijn voor de spoelen bij en worden de schietspoelen door stoom aangedreven heen en weer geschoten. Kortom: de productie stijgt enorm.
Spoorlijnen
Door de investeringen in spoorlijn en stoommachines ontwikkelt zich in Twente een bloeiende textielindustrie: in Borne, Enschede en Almelo staan textielfabrieken. Duizenden mensen vinden er werk. De stoommachine dreef de fabrieken aan en daardoor dus ook de mensen die er werkten. Indirect ook de gezinnen van de arbeiders. Mensen richtten hun leven in op het ritme van de stoommachine. In Borne regeerde de welbekende stoomfluit. Siebe Rossél laat een aantal foto’s zien van de omstandigheden in de fabrieken. Maar toch, de vooruitgang leverde wel meer verdiensten op en meer verdiensten betekent ook meer voedsel.
Na WO II
Na de WO II vallen de traditionele markten als Indonesië en Azië weg als afzetmarkt. De productie wordt door alle vooruitgang opgevoerd en eigenlijk is te zien dat er overproductie zou komen. Rond 1970 is het gedaan met de textielindustrie in Twente. Uiteindelijk is van alle textielfabrieken alleen Nijverdal-Ten Cate nog overgebleven. In die fabriek worden nu alle moderne vezels gemaakt. Textiel is niet meer de hoofdmoot.
Tenslotte
Siebe Rossél boeide met zijn verhaal over de opkomst en ondergang van de textiel de bijna volle Doopsgezinde kerk. Hij beschikt over een enorme kennis betreffend textiel. De lezing past bij de doelstelling van het Bussemakerhuis: textiel in alle verschijningsvormen. (AM)
© BorneBoeit. Op onze artikelen en beeldmateriaal rust copyright.
Voor meer informatie raadpleeg de spelregels.