
Het werden boezemvrienden tijdens de pilotenopleiding van de Royal Air Force in Amerika aan het begin van de tweede wereldoorlog. Wat ze toen niet konden vermoeden was dat in de oorlog hun wegen elkaar, zonder dat ze het wisten, opnieuw zouden kruisen in Borne. Die van Jimmy Taylor en Peter Thorne, beiden op de vlucht voor de vijand en op zoek naar vrijheid. Na veel beproevingen lukte Taylor dat, Thorne verongelukte kort voor de bevrijding.
De Engelse Spitfire piloot Harold James Strickland Taylor is onlosmakelijk verbonden met het oorlogsmonument, het landkruis in de buurtschap ’t Hesseler. Het herinnert aan één van de meest tragische oorlogsgebeurtenissen in Twente en houdt de nagedachtenis levendig aan de executie van drie onschuldige buurtgenoten. Vermoord door de Duitsers omdat hij, ‘the missing pilot’, kon vluchten en onvindbaar bleef na landing aan zijn parachute nabij het monument op 19 november 1944, vandaag 81 jaar geleden. Taylor overleefde de oorlog en zette 46 jaar later weer voet op Bornse bodem.
Peter Thorne werd in Duitsland gepakt en krijgsgevangen gemaakt. Bij zijn vijfde ontsnappingspoging lukte het hem om uit handen van de Duitsers te blijven. Samen met enkele medevluchters verschool hij zich in een trein die een paar dagen later in Hengelo terecht kwam. Het verzet ving de mannen op. Peter werd op 2 november 1944 op een onderduikadres in Laren (G) opgepakt. Hij verloor het leven toen hij tijdens een treintransport uit een rijdende trein probeerde te springen Zijn zesde ontsnappingspoging werd hem fataal, op de drempel van de bevrijding waar hij zo naar verlangd had.
Voor Taylor bleef de lotgevallen van zijn vriend Peter decennialang verborgen. In Borne hoorde hij over hun onbewuste verbinding met ons dorp en over zijn strijd voor onze vrijheid.
Peter Thorne
De 21-jarige Peter Selwyn Courtney Thorne uit Londen volgde samen met Jimmy Taylor de pilotenopleiding van de RAF aan de Primary Flying Training School in Albany, Georgia. Tot zijn grote teleurstelling kon hij de opleiding niet afmaken door een afwijking aan zijn ogen. Hij ging vervolgens naar Canada om daar de opleiding tot navigator te volgen en te voltooien. Daarna werd hij ingedeeld bij het 102de squadron van de RAF met vliegveld Pocklington in Yorkshire als basis. Het squadron vloog met de viermotorige zware bommenwerper Handley Page Halifax.
Tijdens een missie op Hamburg werd zijn toestel, de Halifax JB864, door afweergeschut uit de lucht geschoten. Peter en twee andere bemanningsleden konden de brandende machine tijdig met hun parachute verlaten, de overige vier kwamen om het leven bij de crash in het plaatsje Sasel vlakbij Hamburg.
Stalag Mühlberg
Peter werd gevangengenomen door manschappen van een luchtafweergeschut en overgebracht naar Stalag Luft IV-B in Mühlberg aan de Elbe, het grootste concentratiekamp op Duitse bodem. In het zogenaamde Vorlager werd hij ontluisd en geregistreerd als gevangene nummer 222444, voordat hij in het eigenlijke Hauptlager terechtkwam. Daarna werd hij bij een Arbeitskommando ingedeeld. De arbeids- en levensomstandigheden in het kamp waren zwaar.
Vlucht
Rusteloos als hij was en gedreven door heimwee wilde Thorne zo snel mogelijk weg uit nazi-Duitsland. Moedig ondernam hij vier vluchtpogingen, waarschijnlijk tijdens dwangarbeid buiten het kamp, dat omheind was met drie rijen prikkeldraad van 2,5 meter hoog. Ze mislukten. Door volharding slaagde een vijfde poging wel. Begin mei 1944 wist hij zich onopgemerkt te onttrekken aan het toezicht van zijn Duitse bewakers. Met vijf andere voortvluchtigen uit Mühlberg kon hij zich schuilhouden in een nabijgelegen bos.
Hengelo
Vier van hen smeedden een plan om per trein naar het neutrale Zwitserland te vluchten. Naast Peter Thorne waren dat Jean Warren en James Branford, gestrande militairen van de Royal Canadian Airforce, behorend tot het Bomber Command van de RAF. Daarnaast Alfred Kuhn, een korporaal met de Nederlandse en Engelse nationaliteit. Hij vocht in het Achtste Britse leger tijdens de Noord-Afrikaanse- en Italiaanse veldtocht. Na een mislukte ontsnappingspoging uit een krijgsgevangenkamp in Italië, werd hij gevangengezet in Mühlberg.
Tijdens de voorbereiding van het vluchtplan kwamen ze erachter dat er geen treinen naar Zwitserland reden vanaf de locatie waar ze zich bevonden. Begin mei 1944 lukte het de mannen wel om met hulp in een goederentrein naar Nederland te komen, die Apeldoorn als eindbestemming had. Na een reis van vier dagen op een rantsoen van biscuits en water en een tussenstop in Oldenzaal door luchtalarm, verlieten ze op 12 mei de trein op het rangeerterrein van het station in Hengelo. Daar splitste de groep zich in tweeën.
Pilotenlijn Jules Haeck
De pilotenlijn van Jules Haeck uit Hengelo was een organisatie die hulp verleende aan gestrande geallieerde vliegtuigbemanningen en krijgsgevangenen. Het coördineerde de ontvangst, verzorging en transport, hoewel er van een duidelijke systematische werkwijze geen sprake was. Belangrijke secondanten uit Borne waren Piet van Dijk en Gé van Riel. Waarschijnlijk heeft Alfred Kuhn, die Nederlands sprak, via de regionale contacten van zijn vader, een houtimporteur uit Amsterdam, het viertal in contact gebracht met Haeck.
Hertme
Het koppel Warren en Brandford werd na een kort verblijf in Saasveld ondergebracht op de boerderij van Johan en Anna Monnink aan de Höftendiek in Hertme, een vertrouwde schakel in de pilotenlijn van Haeck. Het moedige echtpaar bood met gevaar voor eigen leven gastvrij onderdak aan bemanningsleden uit geallieerde vliegtuigen. Het Canadese tweetal verbleef daar zeven weken, maar moest er noodgedwongen vertrekken vanwege Duitse arrestaties in Almelo en omgeving.
Peter Thorne en Alfred Kuhn zaten de eerste dagen in Enschede en daarna een aantal weken in Hengelo op een adres aan de Javastraat. Daarna heeft het Bornse verzet zich ook een tijdje over Thorne ontfermd, of dat ook op de boerderij van Monnink is geweest, is niet duidelijk geworden. Waarschijnlijk door zijn gedrongen postuur kreeg hij de bijnaam ‘Little Peter’.
Arrestatie
In september bracht Jules Haeck Peter naar Nijverdal, daar kreeg hij onderdak bij onderwijzer J. de Jonge. Dagen later werd hij ondergebracht op ‘De Buisweerd’ de boerderij van J. Kolkman op de grens van Markelo en Laren. Door activiteiten van de landwacht en de Duitsers in de omgeving moest Peter begin oktober vertrekken naar een volgende schuilplaats. Met anderen werd hij per fiets weggebracht naar ‘Huize Verwolde” bij Laren en ondergebracht in een provisorische duikplek in de tuin. Daar bleef Thorne tot 17 oktober. De volgende schuilplaats was de naburige boerderij van verzetsman Appie Koeslag. Op 2 november 1944 werd deze boerderij door de landwacht omsingeld. Alle onderduikers werden gevangengenomen en overgebracht naar de landwachtkazerne in Deventer. De boerderij werd in brand gestoken.
Kruisberg
Tijdens de zware verhoren in Deventer, waar Peter Johnny Warren terugzag, waren de omstandigheden heel slecht. Ze werden als terrorist beschouwd, gepaard gaande met ernstige mishandelingen. Op 20 november werden de arrestanten overgebracht naar de Oxerhof bij Colmschate, een herstellingsoord voor aan het oostfront gewond geraakte soldaten. Een deel van de gevangenen, onder wie Thorne en Warren, ging op 17 december naar de Kruisberg in Doetinchem, een Rijksopvoedingsgesticht dat tijdens de oorlog dienst deed als noodgevangenis van de Sicherheitsdienst. Het verblijf daar was een hel.
Eind januari 1945 kwam het bericht dat ze op transport zouden worden gesteld naar Hamburg met als einddoel het concentratiekamp Neuengamme. Onder toezicht van de Grüne Polizei werden Thorne en Warren en 92 andere manlijke gevangenen op 1 februari onder zware bewaking afgemarcheerd naar het station en daar in twee goederenwagons gedreven. De trein vertrok na middernacht, tussen Doetinchem en Terborg wisten 17 gevangen, onder wie Peter en Johnny Warren, door een geforceerde opening in de wagon, uit de trein te springen onder een spervuur aan kogels.
Fataal
Warren lukte de sprong naar de vrijheid en overleefde de oorlog. Door een ongelukkige val raakte Peter zwaargewond en overleed op 2 februari als gevolg van veel bloedverlies in het Sint Jozefziekenhuis in Doetinchem. In een verklaring zegt J.G. van Basten uit Doetinchem dat hij door het ziekenhuis werd opgeroepen om bloed te geven. Daar aangekomen was Peter al overleden. De Duitsers hadden zijn identiteitsplaatje al verwijderd.
‘It might have been’
In mei 1992 stond Jimmy Taylor aan het graf van Peter Thorne op de begraafplaats aan de Loolaan in Doetinchem. Zijn familie koos voor het grafschrift enkele regels uit een gedicht van de Amerikaanse dichter John Greenleaf Whittier (1807-1892):
“For all sad words of tongue and pen, the saddest are these, “It might have been.”
Het klinkt als een echo van gemis, ‘Het had kunnen zijn’, verwijzend naar ongeleefd leven, naar kansen en dromen die door de oorlog zijn afgebroken. (HN)
Bij de foto's van boven naar beneden:
Bronnen: ‘One flight too many’ H.J.S. Taylor, Leeds 2011; ‘De Lijst van Haeck’, H.B. van Helden, Hardenberg 2017;“Peter Thorne” – P. Hilferink en A. Kappert; Wikipedia; Oorlogsgravenstichting; Traces of war’. Foto’s: Beeldbank gemeentearchief Borne; mw. A, Hesseling-Monnink;, mw. N. Sok-Monnink; H.B. van Helden; I. te Dorsthorst.
© BorneBoeit. Op onze artikelen en beeldmateriaal rust copyright.
Voor meer informatie raadpleeg de spelregels.